Waar vind je tegenwoordig nog een goeie …

‘… timmerman, die wat zijn ogen zien met zijn handen maken kan.’
Nee, man, een goeie dakbedekker! Ja, ik begrijp je associatie. Het Schaap met de Vijf Poten, als ik me goed herinner. Bestaan die banden nog? Of zijn die ook gewist, net als Ja Zuster, Nee Zuster?

Dakbedekker, dus! Ik weet niet wat dat is met de middenstand in Portugal. Als ik een mannetje aan de veren krijg, staan ze altijd enthousiast mijn hand te schudden: ‘Morgen kom ik langs om te kijken wat er moet gebeuren!’ Met als gevolg dat ik de volgende dag niet de deur uit durf en met gekamde haartjes zit te wachten.
Als rechtgeaarde Nederlander ben ik niet voorbereid op ja zeggen en nee doen (ook al krijg ik te pas en te onpas voor de kiezen dat die flexibele beroepsopvatting het in De Nederlanden tegenwoordig ook uitstekend doet). Je kunt gaan zitten bellen, ja: Waar blijf je nou? Maar ze herkennen je nummer en nemen niet op.
‘Zijn die kleine kutportugeesjes soms bang dat ik ze een hengst voor hun kop geef, als ze nee zeggen?’ vraag ik dan dreigend aan mijn vrouw. Net alsof zij dat moet weten, omdat ze toevallig zelf een klein kutportugeesje is. Zij is evenwel ook van de generatie dat ja nog ja was en nee nee. Dus zij haalt op zulke momenten de schouders op, wat op mij ongeveer hetzelfde effect heeft als een houtskoolvuurtje onder een gasfles.

Over gasflessen gesproken …
Ik zal die Putin godverdomme wel krijgen! Dus ik bel zo’n zonneboilerboy. En die kwam warempel nog opdagen ook, om te kijken van hoe of wat. ‘Kan ik niet beter eerst nieuwe pannen op het dak laten …?’
Nee, dat was niet nodig, verzekerde de zonnebrilboy me. En twee dagen later stonden drie zongebruinde bezonnebrilde zonneboilerboys me met een zonnig gezicht en een zonnepaneel tussen hen in me toe te lachen.
Bij nader inzien werden de pannen op het dak van de keuken afgekeurd en werd het huisje boven als alternatief voorgesteld, waarvan de pannen nog in goede staat verkeerden.
‘Kan iemand mij uitleggen waarom ik nooit een dakstrikker kan dekken … eh, andersom bedoel ik?’ Nou, dat lag volgens de b-boys omdat ik in een rotdorp woon. ‘Dankuwel alstublieft!’
Nee, ik woonde hier wel prachtig, verontschuldigden ze zich, maar alle bouwmaterialen moeten handmatig bij de steilte neer worden gedragen. ‘Aha, zit ‘m daar de kneep?’
Maar de voorman van het stel wist wel een pannenlapper voor me.

Die belde afgelopen maandag: ‘Ik kom morgen of overmorgen.’ Mijn scepsis zal misschien aan zijn kant uit de telefoon gedropen zijn, dat weet ik niet, maar hij ging bijna uit zijn dak en herhaalde ‘Morgen of overmorgen!’, alsof er nog nooit iemand de euvele moed had gehad om zijn woord met een korreltje zout te nemen.
Afijn, ik belde hém, woensdagmiddag om een uur of vier. Werd niet opgenomen.
Tegen zessen belde hij me terug; ik viel bijna van mijn stoel. ‘Vandaag red ik het niet. Morgen. Is dat goed?’
De volgende dag: ‘Ik sta in Mértola en het regent pijpenstelen.’
‘O ja, joh? HIer is het droog.’
Afijn, hij komt nu vandaag … als het niet regent.

Het toeval wil dat mijn vrouw me afgelopen maandag vroeg, of we ‘morgen of overmorgen’ de maandelijkse boodschappen konden gaan doen. Ik zei dat ik dan iemand verwachtte, dus ik maakte het af op ‘Donderdag!’
Gisteren zei ik: ‘Morgen!’
Vandaag kijkt ze me aan met een blik die zo veel zeggen wil als: Rare jongens, die Friezen … ja zeggen en nee doen.

Maar, we zijn van het gas af! Eat your heart out, Putin!

Dit vind je misschien ook leuk...