Vrouwelijke solOdariteit
Ik pleeg me op papier bij voorkeur uit te drukken in de rijkste rijkstaal. Maar na een jaar abonnement heb ik al wel in het snotje dat er voor De Correspondent maar één taal bestaat, het Hollands — dat in een vlaag van randstedelijke megalomanie ook weleens (volstrekt ten onrechte natuurlijk) ‘Nederlands’ wordt genoemd. Of zelfs ABN, hahaha! Maar goed, ik zal me verbreken … eh, behelpen vandaag.
Maar dat terzijde, want ik wou eigenlijk alleen maar een noot plaatsen bij het artikel van Hofstede onder de titel Heks, dat is hoe bange mannen vrouwen met macht noemen.
De eerlijkheid gebiedt me overigens wel toe te geven dat ik het artikel niet (helemaal) gelezen heb, want ik ging over mijn nek bij Hofstedes beschrijvingen van de martelpraktijken tijdens de Inquisitie.
Dus, op de keper beschouwd, wil ik slechts een noot plaatsen bij de titel van het stuk.
Als ik nu begin met te stellen dat ik denk dat die titel volstrekt klopt, vraagt u zich meteen af: Ja, maar waar gáát dit dan over?
Nou, wat me dwarszit is, dat alle blaam in de schoenen van de man geschoven wordt, terwijl vrouwen zelf een niet te verwaarlozen rol spelen (en altijd gespeeld hebben) als het gaat om bang zijn voor vrouwen met macht in het bijzonder, en voor vrouwen die anders zijn in het algemeen.
Want vrouwen die anders zijn vallen op. En dat trekt de aandacht. Met name die van de mannelijke kunne, is de aanname. Ja, en dáárop zit je als vrouw die zónder zulke afleiding al de grootst mogelijke moeite moet doen om de aandacht van manlief daarop gericht te houden waar ze thuishoort, écht niet te wachten. Dus een seksegenoot die er wat uitloopt — laten we zeggen, een weduwe die de vleselijke lusten nog niet ontgroeid is en daar rondborstig voor uitkomt — moet met de meest vileine middelen in het gareel gedwongen worden. Zo niet, in de hens ermee.
Dat laatste werd doorgaans grootmoedig overgelaten aan de mannelijke inquisiteurs, maar er kwam soms een flinke dosis roddel en achterklap aan te pas om ze zover te krijgen. Goed, de heksenverbranding is dan helaas op de brandstapel der geschiedenis beland, maar excommunicatie of sociale uitsluiting werken ook tot op zekere hoogte.
Hoe ik dat weet?
Ik heb in de post O pior inimigo da mulher eens geschreven dat Portugese vrouwen me doen denken aan krabben in een emmer — elke keer als eentje aanstalten maakt om eruit te klimmen, wordt ze door haar ‘zusters’ (waarover later meer) weer naar de bodem van de emmer getrokken.
Ik heb in de jaren dat ik hier woon namelijk proefondervindelijk vastgesteld dat het platteland de ideale ambiance is om menselijk gedrag te observeren — niet zoveel … eh, ruis als in de stad, bedoel ik. En, tja, zolang de ambitie van de gemiddelde plattelandsvrouw in Portugal niet veel verder reikt dan een man te hebben en te houden, bij wijze van voorhanden spermadonor en kostwinner, wordt ‘loslopend wild’ meteen als levensbedreigend ervaren, als een gevaar dat onschadelijk gemaakt dient te worden. En als zulks niet goedschiks gaat, dan moet ’t maar kwaadschiks.
Onder het motto ‘eendracht maakt macht’ beschouwen Portugese strijdsters voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen sororidade (= vrouwelijke solidariteit, lett. ‘zusterschap’) als middel bij uitstek om dat doel te bereiken.
Ik vrees dat dit een misverstand is. Die onderlinge solidariteit heeft de Portugese vrouw daar gebracht waar ze nu is, op de bodem van de emmer. Nee, de weg naar gelijkheid wordt mijns inziens geplaveid door solOdariteit (vergeef me de gratuite woordspeling) — door eenlingen die schijten op de ordebewaarsters die hen terug in de emmer willen trekken. Iedereen kent immers de zegswijze “Als er één krab uit de emmer is, volgen er meer!” — een wijsheid uit de zeevisserij, waarop boeren zonodig een eigen variant moesten baseren.
Ik heb geen reden om aan te nemen dat die remmende werking van sororidade als ’t gaat om vooruitgang (bijvoorbeeld op het vlak van het streven naar gelijkheid) elders anders werkt. Sterker nog, ik denk dat mannen niet veel anders zijn.
Kortom, atavistische driften als afgunst en jaloezie (en de daaruit voortvloeiende neiging om alles af te hakken wat zijn kop boven het maaiveld uitsteekt) zijn naar mijn idee onderdeel van la condition humaine — daar helpt geen lieve moeder aan.
Ik weet wel, Hofstede, het oog kijkt bij voorkeur van zich af — daar zijn we mensen voor. Maar juist daarom wilde ik even een relativerende noot aanbrengen bij de titel van uw verhaal.
Ten slotte denk ik dat we het erover eens kunnen zijn, dat vooruitgang het moet hebben van wegbereiders als Kaag, Merkel, en de velen vóór en ná hen.
Recente reacties