’t Is een vreemd’ling, zeker…

Toen een oud-collega ’s anderendaags een foto van een jubilerende tandarts uit zijn dorp via de sociale media de virtuele wereld in slingerde, dacht ik onwillekeurig even met weemoed terug aan mijn eigen vroegere tandarts, dokter B te G.

Dat was nog een kerel van het oude gilde van Smoelsmid
Niks geen handschoentjes, laat staan gezichtsbedekkende kleding, ben je mal; dokter B te G veegde het rondspattende bloed gewoon met de rug van zijn hand uit zijn mondhoek.
Verdoven deed hij ook niet aan, uit principe niet. “Die rotzooi in je lijf, dat is helemaal niet goed voor een mens”, bromde hij desgevraagd, terwijl ie z’n sigaret in je hand uitdrukte.

Nou, dat gaat in Portugal wel effe anders, hè…
Daar wordt je dus helemaal niets gevráágd, man; de eerste keer dat ik hier bij de tandarts kwam, wilde ik net een grote bek opzetten toen ik ‘m al voor m’n verbaasde kíezen had, de verdovingsnaald.
“Niet meteen kijken, hoor,” fluisterde ik naderhand in het café tegen mijn vrouw, “maar waarom staren al die mensen me zo raar aan?”
Afijn, die koffie ging er dus niet meer uit; ik kon mijn “hagelwitte” overhemd bij thuiskomst gelijk wegdonderen.

Nou moet je vooral míj hebben, mocht je iemand in de zeik willen nemen; een gemakkelijker slachtoffer loopt er niet rond op deze aardkloot! Alleen, dat lukt je dus maar één keer, hè…
De volgende keer dat ik bij de tandarts in de stoel lag, informeerde hij opnieuw(!) niet vooraf – zoals het volgens mij hoort – of ik daar eigenlijk wel prijs op stelde, op verdoving. Maar die keer was deze jongen daarop voorbereid; met een bliksemsnelle Kung Fu-beweging weerde ik de injectienaald af…
Dat had ik beter… AU, níet kunnen doen!
Wablief?
Nou, recht in mijn hand natuurlijk…

Misschien hadden de mensen me de eerste keer nogal raar aangekeken, toen ik een kop koffie dronk en het kostelijke vocht twee keer zo hard uit die scheve soepenbrijbek van mij weer naar buiten liep, maar… dat was nog níks vergeleken bij de verbijstering in de – overigens verrukkelijke – hazelnootogen van het serveerstertje, toen ik het door haar gebrachte kopje koffie met een spastische mep tegen haar weelderige boezem sloeg – homerun.
“Sorry,” schutterde ik, terwijl ik minzaam mijn vers bebloede tanden bloot lachte, “ik wilde het alleen maar even van u aanpakken, ziet u!”
“Acontece (= Kan gebeuren)!”, glimlachte ze hagelwit terug, maar haar blik verried dat ze d’r geen barst van geloofde – dat deed die verrekte toerist met ópzet, zag je dat!
Toen ik het nieuwe bakje dat ze me bracht, via het open venster naar buiten zwiepte, leek het me raadzaam om af te rekenen en benen te maken, vóórdat de inmiddels gealarmeerde vreemdelingenpolitie zou arriveren.

Dit vind je misschien ook leuk...