Rotte Vrijdag
‘Weet je dat ik niet eens meer kan bedenken, hoe oud ze vandaag geworden zou zijn? Weet jij dat?’
‘Och, lieverd! Ja, ik weet ‘t. Maar… doet dat er nog wat toe?’
Goede Vrijdag. We zitten beiden op de bank een beetje lusteloos voor ons uit te staren, elk met een glaasje port in de hand.
Want Lucy zou gezegd hebben: Bebam uma jola no dia 7 de Abril! Maar ja, we hebben geen druppel bier in huis, dus dan maar een portje.
Lucy is op Nieuwjaarsdag overleden, de Internationale Dag van de Vrede inderdaad. Dat klopte ook wel. Voor haar. Voor ons niet. Wij bedenken ons nog wel een paar keer, voordat we elkaar weer ‘Gelukkig Nieuwjaar!’ wensen.
Ik hoop dat dat nog vaker dan een paar keer gaat gebeuren, maar ik heb er om eerlijk te zijn een hard hoofd in.
Nee, niet omdat mijn Maria een beetje vergeetachtig wordt. (God, wat houd ik van die vrouw!) Nee, als het om aftakeling gaat, moet je bij mij wezen. Ik ben Mr. Aftakeling himself.
Nee, niet Mr. Efteling, tammo! Mr. Aftakeling! Mr. Jaap ‘Aftakeling’ Slager.
Mr. Keurslager? Mr. AFkeurslager, zul je bedoelen!
Ik werd vroeger al afgekeurd voor militaire dienst. Te lang! Bovendien zou ik niet omvallen met mijn schoenmaat 51, als ik doodgeschoten werd. En dat was tegen de spelregels, wist ik nog uit de tijd dat ik met mijn vriendjes coyboytje speelde.
Tegenwoordig zou ik afgekeurd worden omdat ik te zwaar ben. Ik heb al een schuttersputje als ik lang genoeg op één plek blijf staan. Zouden mijn vriendjes weer gaan blèren dat zij wél moeten graven: En het is niet eerlijk, want hij is groot en wij zijn klein!
Na mijn val een aantal jaren geleden, waarna mijn linkerbeen het niet meer doet zoals het hoort, groeide ik helemaal uit de pan. Ervoor zat ik nog dagelijks op de fiets, voor een kleine Vuelta a España.
Pas toen de dokter mij waarschuwde dat ik, als ik zo doorging, wel suikerpatiënt kon worden, haalde ik mijn stalen ros weer van stal.
Ik hoef alleen maar met mijn rechterbeen te trappen, luidde mijn redenering, want de zwaartekracht helpt mijn linker wel. Das muß doch klappen, was? Of was het nou soll?
Juichend bereikte ik de bergtop, mijn linkervoet schoot van de trapper, en toen die steun zocht op het asfalt weigerde mijn linkerbeen (noch immer) dienst en… daar lag ik, met mijn hoofd midden op de weg. Een aanstormende vrachtwagen zou mij niet ontweken kunnen hebben en…
Ik moet er niet aan denken! Ik zie voor mijn geestesoog zo’n chauffeur al afgevoerd worden met de traumahelikopter.
En wat als er een tram of een stadsbus…
Hier volgt een speciaal nieuwsbulletin. In het uiterste oosten van Andalusië heeft zich zojuist een stadsbus op een rotsblok te pletter gereden dat pardoes op de weg gevallen was, met een onbekend aantal doden en tientallen gewonden tot gevolg. O, wacht even, dames en heren… Onze reporter ter plekke meldt me zojuist dat het niet om een rotsblok gaat, maar om Mr. Jaap ‘Fucking’ AFkeurslager… BOEH!
Nou ja, Mr. Efteling is zo gek nog niet, als je daarmee de Hollebolle Gijs bedoelt.
‘Is dat niet verkeerd trouwens, die port boven op de kop thee die we net gehad hebben?’
Weer zo’n typisch Portugese afweging, om zich af te vragen of dingen wel samengaan en je maag niet van streek raakt. Maria schiet ook altijd in de lach bij het zien van Nederlanders die een gul glas aguardente (vuurwater) bij hun koffie bestellen en dan godbetert melk in hun koffie willen: Zijn die Nederlanders nou helemaal gek?
Ik weet niet… ik vergeet altijd het onderscheid tussen een pleonasme en een tautologie.
Die port smaakt me trouwens voor geen meter. Bovendien zit ik te barsten van de slaap — te veel gewerkt vandaag, denk ik.
Hè?
Ja, op Goede Vrijdag, ja. Of dacht je dat ik ook nog rekening houd met die onzin? Waarom noemen ze het eigenlijk Goede Vrijdag? Werd die gast… die… eh… — jee, hoe heette-ie nog maar weer? — werd die niet op deze dag aan het kruis genageld? Ware Rotte Vrijdag dan niet een betere naam voor deze verjaardag?
Afijn, poetsen, pissen, plat en… pitten!
Sterkte mei alles!
Tank, Sytze!
Wy binne tegearre sa drok as lytse baaskes – dat skeelt.