Óp de bank genomen
Ik heb weleens opgezocht waarvoor een prostaat eigenlijk is. En, als ik het me goed herinner, is ie ervoor om problemen te geven – prostaatproblemen dus. Eén blik op de volgende verbijsterende statistieken zegt genoeg…
* In 1991 waren mannen die trouwden gemiddeld 31 jaar oud
en
* In 2011 waren er 19.247 bedrijven met melkkoeien
Het mag derhalve geen wonder heten dat, toen ik de dokter een keer in vertrouwen toefluisterde – zo ongeveer op de toon waarop ik als adolescent bij de drogist condooms bestelde – dat wijlen mijn vader prostaatkanker had gehad, ze me met luide stemme doorverwees naar het ziekenhuis in Beja, voor een onderzoek van… UW PROSTAAT!
B-b-beetje l-l-luider, stotterde ik verbouwereerd, want ik geloof dat die do-do… hardhorende meneer helemaal achterin uw volle wachtkamer u nog niet goed verstaan heeft.
Doch, laten we de zaak even klinisch – d.i. zonder valse sentimenten; zulks leidt maar af – benaderen!
Prostaatonderzoek wil eigenlijk niet meer zeggen dan dat er een echografie gemaakt wordt. Ik zal even in het kort uitleggen hoe zulks in zijn werk gaat, zodat u straks – wanneer het uur U geslagen heeft – vóórbereid ten tonele verschijnt…
Een wulps verpleegstertje vat u gedecideerd bij de snikkel. Ze brengt het kleinood naar de mond en lispelt ‘Allo ‘Allo… test, test!!!
Dan drukt ze het geval teder doch bliksemsnel tegen haar oor, luistert aandachtig naar de echo die terúgkomt – of niet -, en schetst vervolgens, nadat ze het stompje potlood met haar lippen bevochtigd heeft, haar bevindingen in een plaatje, het zogenaamde grammofoonpl… Woehaaaa!
Gelóóft u dat nou wérkelijk? U is een romanticus, zeker!
Okee, ik weet het natuurlijk erg overtuigend te brengen. Dat is waar. Maar – u begrijpt – als dat zó ging, zouden de patiënten in rotten van drie staan te dringen voor haar afwerkka… ehhh, behandelkamertje.
Welnu, het toeval wil, dat dat inderdaad zo is…
Dat patiënten te hoop lopen voor de behandelkamer, bedoel ik. Echter, dat is puur omdat het volgens-plan-werken in Portugal nog niet uitgevonden is…
Men hangt er erg aan traditie, ziet u, dus de gezondheidszorg werkt grosso modo nog zoals dat het geval was ten tijde van – pak ‘m beet! – het Pleistoceen.
Men krijgt nog wel een officiële oproep thuisgestuurd met bij benádering het tijdstip waarop men zich ten hospitale dient te vervoegen – in mijn geval, vrijdag de 13de om 13:13 uur.
Men mag best een kwartiertje eerder komen, hoor. Túúrlijk! Echter, dat men niet denke dat zulks ook maar iets afdoet aan de uiteindelijke wáchttijd!
Bij het loket wordt men doorverwezen naar de wachtruimte verderop in de gang, waar – zo lijkt ’t – zojuist een broodoproer is losgebarsten.
Een zitplaats vinden is uitgesloten! En al ware dat wel het geval dan zou dat nóg slechts een Pyrrusoverwinning zijn, want de stoeltjes zijn gevormd naar Iberische kontjes. Dus zodanig dat men terstond begrijpt dat de architect van Madurodam uit Portugal kwam; de heupbeenderen komen te steunen op de ránden van zo’n kuipstoeltje en men hangt zo als het ware bóven het eigenlijke zitvlak.
Verdomd aangenaam, kan ik u verzekeren!
Wat de feestvreugde nog aanmerkelijk verhoogt, is het feit dat men met een volle blaas op het appèl gelieve te verschijnen. De geleerden wensen namelijk live vast te stellen of men nog in staat geacht mag worden een uitslaande brand uit te pissen.
Kortom, wachtenden wringen zich in allerlei bochten om hun plas op te houden. Bij sommigen is de nood zo hoog gestegen dat ze met een zakdoek hun ogen staan te deppen. De rondslingerende slaapzakken van mensen die voor de deur gebivakkeerd hebben (teneinde als eerste aan de beurt te zijn) vertonen verdachte vlekken.
Af en toe gaat er een deur open, een vrouw komt naar buiten en blaft een naam.
Niet bepaald een wulps verpleegstertje, meer een verlepte spruitjespelster. Ze doet qua charme wel wat denken aan die dame die destijds in een Duits kámp om het leven kwam… weet u nog!?
Ja, die, ja… die uit de wachttoren viel.
Om een uur of halftwaalf reeds brult de kampwachtster míjn naam…
Ik breng mijn rechterarm schuin omhoog terwijl ik met twee vingers van de linkerhand mijn bovenlip bedek, en breng mijn hakken met een droge tik tegen elkaar.
Ik wil me daarna aan haar voorstellen, maar mijn uitgestoken hand wordt – gek genoeg! – met een norse hoofdbeweging genegeerd; geen humor denk ik. Dus stel ik me maar voor aan het vals grinnikende manneke (als ik mijn ogen dichtdoe, zie ik nóg het spleetje tussen zijn tanden) dat in het sanctum sanctorum zijn wapen zit in te vetten. Door mijn tranen heen lees ik op het bordje op zijn groezelige doktersjas: Dr. J.R. Mengele. Tot overmaat van ramp begint het manneke Duits te praten en… het kwaad is geschied; ik laat een weinig urine lopen.
Ter geruststelling, naderhand kom ik erachter dat de man in werkelijkheid João Raúl Mangala heet – met drie a’s dus…
Hè?
Precies, ja, net als die speler van F.C. Porto!
Maar ja, dat is achteraf, hè. En bovendien, men adresseert mij nogal eens in het Duits omdat volgens de meeste Portugezen Nederland een provincie van Duitsland is – zoals ook veel Duitsers nog altijd schijnen te denken, zoals u weet.
De kampwachtster sommeerde me om met de broek op de enkels op de harde brits te gaan liggen, en wel op mijn zij…
Ehhh, moet ik niet eerst plassen, vroeg ik nog benepen, mijn tranen de vrije loop latend.
Nein, das war nicht nötig!
Dus ik ging braaf liggen. En… ja hoor, zonder een zweem van voorspel ramt Jozef Rudolf me zijn glibberige wapen in m’n reet…
Van de weeromstuit zeik ik spontaan een gat in de belendende muur…
Ja, ik hield ‘t gewoon niet meer!
Het medisch personeel in de aanpalende operatiekamer – een wijle afgeleid van hun onderhanden werk, openhartchirurgie of iets dergelijks – gaf me vol bewondering een open doekje – vermoedelijk omdat van mijn gezicht wel viel af te lezen dat deze jongen wel een hart onder de riem kon gebruiken…
Ook al werd dat in dit geval slechts een ruilhart.
“Alles in Ordnung!”, ging de bruinridder voor het zingen de kerk uit, nadat het applaus weggestorven was; hij was hóórbaar teleurgesteld.
Ik durf er wel een eed op te doen dat het de allereerste keer was, dat een dokter tegen me zei dat alles in orde was en dat het harakiri plegen me niettemin nader stond dan het lachen.
Afijn, ik herinner me vaag dat ik door de bres in de muur nog wat handtekeningen heb uitgedeeld, dokter Bruinhemd en zijn assistente straal negeerde en pas weer opgelucht kon ademhalen toen ik me aan de zijde van mijn wachtende vrouw gevoegd had… een ervaring rijker, mag ik wel zeggen.
En, vroeg mijn vrouw opgewekt, hoe was ‘t?
Ik meen dat ‘t ongeveer drie weken geduurd heeft vóórdat ik er gewoon – d.i. zónder in snikken uit te barsten – met haar over kon praten…
12/11
Recente reacties