Domme(!) pech, deel 4

Of Volf en ik alweer over ’s heeren wegen roffelen?
Nou, nee…
Want wat bleek, nadat het uit Nederland meegebrachte materiaal goeddeels op zijn plaats geramd was? De wielen hadden niet een doorsnee (of radius, daar wil ik afwezen) 17 – zoals had gemoeten – maar 15.
Krijg nou wat!
Ik kon wel roepen “Kniesoor die daarop let!”, maar ik kreeg van garagist Armando aan het verstand gepeuterd dat mijn remschijf en dito pomp(?) niet in het kleinere wiel pasten…

De autosloperijen aan onze kant van de grens zijn zun gedaaid… ehh, gezaaid. Maar mijn buurman wist een stuk of drie sucateiras aan genezijde van de grens, in Andalusië…
Dus ik stond vóór een dag of tien bij de garage in Mértola het kapotte wiel in ’s buurmans auto te laden, toen dezelve plotseling kraaide “Maar dat laat zich nog heel goed repareren, jongen!”
Gilberto, onze vaste flatbedindiaan, die toevallig langskwam omdat hij zijn flatbed in onderhoud heeft bij dezelfde garage, stak zijn neus ook aan de velg: “Ja hoor, dat laat zich nog maken!”

Afijn, om een lang verhaal kort te maken, mijn kaduke velg ging op transport naar Braga…
Wablief?
Braga, ja! Kennelijk is er maar één velgenreparateur in tout Portugal en die zit meteen zo ver mogelijk hiervandaan, in het noordelijkste puntje van het land.

Knap, dat ik zo lang zonder mijn auto kan? En of ik me nu per paard en wagen verplaats?

Ik vind het ook heel knap van mezelf, Taranis!
Dat is trouwens één van de dingen die men in het Zuiden wel leert, geduld oefenen. Toen men mij op het hart drukte, dat de reparatie van de velg een eurootje of zestig ging kosten en ongeveer een week zou duren, dwong ik me dan ook beslist niet meteen op kop van de polonaise “We zijn er bijna, we zijn er bijna…”
Met andere woorden, het hart zonk me niet subiet tot in de schoenen toen ik gisterenavond de mededeling kreeg, dat de kosten verdubbelden, alsmede de wachttijd.

Kijk, ware ik in Nederland gebleven, dan had ik zonder meer mijn explosieve kant, dien ik van mijn vader meekreeg, de vrije teugel kunnen geven; hier heb ik mijn boeddhistische natuur, van moederszijde overgehouden, verder mogen cultiveren: “De wereld is niet volmaakt. Daartegen kan men zich verzetten. Men kan het ook als een voldongen feit aanvaarden. U is de keuze!”
Voor het goede begrip, mijn moeder was geen boeddhist, hoor! Ze heeft vermoedelijk niet eens geweten wat boeddhisme precies inhield (netzomin als ik trouwens). Zij was een nuchtere Friezin, begaafd met een serene wijsheid, van nature meegekregen…

Maar genoeg over mijn vader…
Ik verplaats me, als de nood aan de man komt, per bicicleta of ik doe een beroep op de welwillendheid van een goede buur die een wagen bezit. Ofschoon ik mijn buurman, in weerwil van zijn riante gebit, geen “paard” zou durven noemen. Die kwalificatie laat ik voor jouw rekening, Taranis…

Dit vind je misschien ook leuk...