De klant heeft altijd ONgelijk (1)

‘Moet je opletten’, zei ik tegen mijn vrouw, ‘ze zeggen: ze bellen me zo terug.’
‘Ja,’ antwoordde mijn Portugese vrouw, ‘dat wordt dus met Sint Juttemis.’
Een minuut later ging de telefoon: ‘De Nederlandse ambassade! Ik moest u even terugbellen, kreeg ik net van mijn collega door.’

Dat was tien jaar geleden.
Ik haal het voorbeeld gretig aan om het cultuurverschil aan te geven. Niet dat ze in Portugal niet regelmatig zeggen dat ze me zo terugbellen – het verschil is: een Nederlander dóet ‘t ook. Je maintiendrai betekent niet voor niets: Een man een man, een woord een woord… Daar hoor ik je brullen, le lion Néerlandais!
In bovengenoemd voorbeeld ging het om een vrouw, trouwens. Maar daar gaat het niet om.

Waar het om gaat is dat ik het afgelopen decennium in toenemende mate van vrienden en kennissen om de oren kreeg, dat zulks in een strak tempo aan het veranderen was in Nederland.
Globalisering misschien? Dat gaat dan de goe… eh, verkeerde kant op.

Vandaag de dag kan men niet meer op de bonnefooi naar de Nederlandse ambassade in Lissabon reizen, kwam ik achter toen ik naar de betrokken site ‘surfte’ – men dient vooraf via diezelfde site een afspraak te scoren. De eerste mogelijkheid tot zo’n rendez-vous deed zich eerst drie weken later voor…
Verrek, dan is mijn paspoort al twee weken verlopen: toch maar even bellen.
‘Geen probleem, meneer!’, zei de meneer van de ambassade.
‘Mooi! En wat moet ik zoal meebrengen?’
‘Dat vindt meneer op onze site, meneer.’
‘Jawel, meneer, maar kan meneer het me misschien ook gewoon even zegg…?’
‘Meneer vindt de checklist als meneer clickt op…’
Afijn, ik vond de checklist.

Gezien het matineuze uur van de afspraak, stoomden wij afgelopen zondagmiddag al over ‘s heeren wegen naar de hoofdstad – zo’n ver-van-mijn-bed show vereiste een hotelovernachting in Lissabon.
‘Heb je wel een pasfoto laten maken?’, informeerde mijn vrouw.
‘Stond niet op de checklist.’
De veelzeggende stilte die ze liet vallen, werkte me – zoals gewoonlijk – mateloos op de zenuwen.
‘Maak je niet druk, meisje,’ maakte ik me druk, op mijn semi-relaxte eigenwijze eigen wijze, ‘de ontwikkelingen gaan zo razendsnel tegenwoordig: ze zullen de oude vertrouwde pasfoto inmiddels vervangen hebben door een chip – of zo.’

‘Heeft u een pasfoto laten maken?’, vroeg de vriendelijke dame achter het loket.
‘Stond niet op de checklist.’
‘Maar wij moeten een pasfoto hebben. Hier heeft u een plattegrondje met een route naar het dichtstbijzijnde adres, een kleine honderd kilometer verderop. Met een taxi is u er in een wip.’
‘Doe ik. Maar is het misschien – kwenie – een ideetje om zulks in uw onvolprezen checklist op te nemen – pasfoto meenemen?’

Kijk, dát mag je niet meer zeggen vandaag de dag – niet alleen in Portugal niet, maar inmiddels ook niet meer op Nederlands grondgebied. Toen ik terugkwam met mijn oude postzegels, bleef het onbemande tweede loket nadrukkelijk onbevrouwd. De vriendelijke dame was niet zo vriendelijk meer – ik had kennelijk straf verdiend voor mijn opbouwende kritiek.
Zij veinsde, achter een bureau weggedoken, tot over haar oren verdiept te zijn in een kopje koffie, onderwijl met een diepe rimpel in haar voorhoofd starend op een monitor, alsof zich daarop live het wereldnieuws afspeelde: de leider van de Vrije Wereld die zich opmaakt voor een onderonsje met een brute alleenheerser – ik noem maar wat geks.

Haar collega, toen ze een halfuur later klaar was met háár klant, bleek nog vriendelijker, en bovendien een stuk professioneler – zij wist me namelijk wél te vertellen dat ik wel degelijk een burgerservicenummer bezit, dat deze keer ook in mijn nieuwe paspoort vermeld gaat worden. Joepie!
De vorige had me op mijn vraag of ik een bsn bezat – en zo ja, welke? – aangekeken met een blik van: Daarvoor moet je toch echt in Parijs wezen, vriend – dat weet toch iedereen!

Dit vind je misschien ook leuk...