Amuse-gueule
Leave Pyt en Froukje,
Ik sil harren werris skilje, tink ik wakker, en dan ûntkomt it my wer. It begjint mei my al betiid, sjugge jim wol – noch betider as mei ús heit
Hoe giet it by jimme? Hjir alles wakker. Maria is ôfrûne wike yninte. Dat wie op har jierdei. Ek tafallich, net? Om twa oere hinne waard der skille: oft wy fuort mar komme koene, leafst foar fiif oere, oars wie de brij bedoarn … ehh, de intstof, bedoel ik
En ik? Ik bin wakker drok. Putsjes by ’t soad yn en om ‘e hûs. En de tiid hâldt gjin skoft. Dêr komt by dat it oerdeis gau te waarm is, by sinneskynwaar. Mar no komt it…
Der is in lyts útjouwerke yn Parys, dy’t ûnder mear de boeken fan Maurice Leblanc útjout. Hja hiene sa’t it skynt heard fan myn oersetwurk (ik haw ommers al in pear boeken oerset, út it Ingelsk en Portegeesk wei) en se fregen oft ik in boek foar har út it Frânsk wei nei it Hollânsk oersette woe. No, dat woe ik wol. Ik friet dy boeken as jonge, sjuch. It die my winliks nij, dat se noch net yn it Hollânsk ferskynd wiene. Ik fûn dy boeken doedestiids sa moai dat ik suver de styl fan Leblanc wat oernommen haw. Sûnder erch, hear, want ik wie dy boeken sels allang wer fergetten. Mar doe’t ik dwaande wie mei it earste haadstik, kaam my dat ynienen yn ’t sin: It is suver berekkene laach, ju!
Nin niget, dat guodzen myn styl wat âldfrinzich fine
net allinnich yn it Frysk, hear, mar ek yn it Hollânsk. Ik sil der in stikje by dwaan, sa kinne jim it sels sjen …
<<<<<<<<<<
Arsène Lupin! De ongrijpbare oplichter wiens hoogstandjes al maandenlang voorpaginanieuws waren! Dat raadselachtige heerschap waarmee de oude Ganimard, ’s lands allerbeste speurneus, de degens gekruist had, hetgeen geresulteerd had in verrukkelijke verhalen in de landelijke pers! Arsène Lupin, de geheimzinnige man van eer, die het louter gemunt had op kastelen en hoge kringen, en die op een nacht, toen hij het slot van baron Schormann gekraakt had, er met lege handen vandoor gegaan was onder achterlating van zijn kaartje met de handgeschreven woorden:
« Arsène Lupin, oplichter van stand en van eer, komt terug wanneer de kunstwerken authentiek zijn. » Arsène Lupin, de man met de vele gezichten: beurtelings chauffeur, tenor, bookmaker, huisvriend, adolescent, grijsaard, handelsreiziger uit Marseille, Russisch geneesheer, toreador uit Spanje!
Denk je dat eens in: Arsène Lupin, die doodgemoedereerd rondhangt in de betrekkelijk kleine ruimte van een oceaanstomer … wat zeg ik? … in het 1ste klaskwartier, waar men elkaar om de haverklap tegen het lijf loopt, in de eetzaal, in de salon, in de rookkamer! Arsène Lupin, dat was misschien die meneer … daar … mijn disgenoot … die heer met wie ik een hut deel.
– En dat gaat nog vijf hele dagen duren, riep miss Nelly Underdown vanochtend misnoegd, maar dat is onverteerbaar! Ik hoop dat ze hem te pakken krijgen.
En vervolgens tegen mij:
– Vertel eens, monsieur d’Andrésy, u zal als intieme vertrouweling van de kapitein toch wel meer weten?
Ik zou dolgraag iets geweten hebben om miss Nelly een plezier te doen! Het was een van die ravissante schepsels die, waar ze ook zijn, onmiddellijk in het oog springen. Hun schoonheid is even betoverend als hun rijkdom. Ze hebben een gevolg, met dwepers en pretendenten.
>>>>>>
<<<<<<
En inderdaad, de naspeuringen leverden niets op. Of beter, het resultaat stond in geen verhouding tot de inzet: het horloge van de kapitein was weg.
Volledig over de rooie verdubbelde hij zijn inspanningen. Hij hield Rozaine nog nauwlettender in de kieren en voelde hem enkele malen stevig aan de tand. De volgende morgen – oh, ironie! – vond men het horloge terug tussen de valse boorden van zijn plaatsvervanger.
Het was allemaal net iets te wonderlijk. Het verried de hand van de meester, van Arsène Lupin, altijd wel in voor een geintje. Jawel, hij was een oplichter, maar hij was ook een liefhebber. Zijn werk was zijn lust en zijn leven. Zijn beroep, jazeker, maar de boog kan niet altijd gespannen staan. Hij deed een beetje denken aan de toneelspeler die zich met hart en ziel in zijn rol inleeft, maar achter de schermen in lachen uitbarst om zijn eigen briljante invallen en improvisaties.
Ontegenzeglijk was Lupin een artiest in zijn genre. En als ik Rozaine gadesloeg in zijn zwijgzame verbetenheid en dacht aan de dubbelrol die deze merkwaardige man stellig speelde, kon ik een zeker ontzag niet verhullen wanneer hij ter sprake kwam. Welnu, op de een-na-laatste nacht hoorde de wachtcommandant iemand snikken in het donkerste deel van het dek. Hij nam poolshoogte. Hij vond een man languit over de vloer, het hoofd met een sjaal omwikkeld en de polsen bijeengebonden met een dun koord.
Men bevrijdde hem van zijn boeien en hielp hem overeind. Hij werd beklopt, bevoeld en wel bevonden. Het betrof Rozaine.
Rozaine was op een van zijn speurtochten besprongen, gevloerd en beroofd. Een kaartje dat op zijn kleding gespeld zat, bevatte de woorden:
« Arsène Lupin is dhr. Rozaine erkentelijk voor zijn tienduizend frank. »
In feite bevatte de geroofde portefeuille twintig(!) biljetten van duizend.
We waren natuurlijk weer niet te beroerd om de ongelukkige ervan te beschuldigen, dat hij de beroving zelf in scène gezet had. Maar, nog afgezien van de vraag hoe iemand zichzelf zou moeten knevelen, werd met absolute zekerheid vastgesteld dat het handschrift op het kaartje ten enenmale afweek van dat van Rozaine. Het leek daarentegen sprekend op dat van Arsène Lupin, zoals men aan de hand van een foto in een oude krant die men aan boord gevonden had, kon vaststellen.
Kortom, Rozaine was niet langer Arsène Lupin. Rozaine was Rozaine, koopmanszoon te Bordeaux! En de aanwezigheid van Arsène Lupin werd andermaal bevestigd! En hoe!
Dat was de genadeklap. Men durfde niet meer alleen in zijn hut te blijven, en zich al helemaal niet meer op stille plekjes op te houden. Voorzichtigheidshalve zocht men het gezelschap van lieden die men door en door vertrouwde. Toch drong een instinctieve argwaan ook de meest intieme relaties binnen. Het punt was dat de dreiging niet meer van een enkel individu uitging, en daardoor behapbaar was. Nee, Arsène Lupin was … iedereen. Onze overspannen fantasie kende hem een bijna magische macht toe, zonder grenzen. We achtten hem in staat tot de gekste vermommingen. Hij was de eerbiedwaardige majoor Rawson, dan weer de statige markies van Raverdan. Trouwens, wat zei die beginletter nog? Hij kon ieder van ons zijn, zelfs die of die met zijn vrouw, met zijn kinderen, met zijn dienstboden.
>>>>>>
Oars sein, ik hoech my yn it earstoan net te ferfelen. Dat die ik dochs al net. Net oan tiid, sjuch
Leafs,
Jaap
Recente reacties