V. Gezegde: persoonsvorm

Inleiding
Ja, daar ben ik weer. Was even druk met vertaal- en redigeeropdrachten. Ik had geloof ik beloofd dat ik dit onderwerp wat eenvoudiger zou gaan maken dan wat je in de leerboekjes zult aantreffen. Wel, beloofd is beloofd…

Geheim 1: We nemen slechts twee persoonsvormen
We vergeten alle persoonsvormen, behalve die van IK (1ste) en U (3de). De eerste hoef ik niet uit te leggen, schat ik. En de persoonsvorm die hoort bij JIJ/JE gaan de meesten van jullie echt niet gebruiken. Sterker nog, als je die zou leren, brengt dat alleen maar het risico met zich mee dat je hem gaat gebruiken ook. En dat is echt niet de bedoeling!
Waarom niet?
Omdat Portugezen elkaar niet tutoyeren. Toegegeven, onder jongeren komt het wat meer in zwang, maar bij de gemiddelde Tuga (= Afrikaanse benaming voor Portugees) moet je beslist niet gaan lopen jijen en jouwen.
Voor de smulpapen duik ik weer even in de kleine lettertjes…

Mijn vrouw bijvoorbeeld spreekt haar beste vriendin na al die jaren nog steeds aan met “senhora dona Irene” en die, op haar beurt, mijn vrouw met “senhora dona Maria José”. Dat komt misschien wat raar over op ons “doe maar gewoon”-Nederlanders, maar het went. Sterker nog, als wij op een terras in Spanje neerstrijken en Maria informeert bij de neringdoende hoe het met haar gaat sinds ons laatste bezoek, en de dame antwoordt haar met “Bién! Y tu?”, dan verslikt deze jongen zich bijkans in zijn koffie: Héhéhé, een béétje meer respect, ja!
Dat zeg ik, het went.
Kortom, in Portugal moet men echt twee-handen-op-één-buik zijn wil men elkaar tutoyeren. En in Brazilië zegt men zelfs tegen zijn eigen kinderen nog “você”. Dat brengt me gelijk bij geheim número twee.

Geheim 2: We kiezen één beleefdheidsvorm
Ik heb een keer geteld hoeveel gradaties van afstand er bestaan in het Portugese maatschappelijke verkeer en ik kwam geloof ik op meer dan dertig.
Wees maar gerust! Gaan we allemaal niet doen. We beperken ons tot “você”.

Als je ziet hoe veelvuldig deze vorm in Brazilië gebruikt wordt, zou je haast gaan denken dat daar ook de bakermat ligt van het woord. Maar nee, você is een verkorting van het Portugese “vossa mercê”, dat zoveel betekent als “uwe genadigheid”. Eigenlijk net zoals ons u naar verluidt een verkorting is van het archaïsche “UEdele”.
Zowel het Portugese você als het Nederlandse u zijn daarom een derde persoon enkelvoud en krijgen dus ook de corresponderende persoonsvorm mee. Zoals jullie misschien weten maken we daar in Nederland een klerezooi van. Derde persoonsvormen als heeft, is, wil, zal komt men steeds minder tegen bij u. “U hebt” achten we nog een tikje te gortig, maar voor de rest vinden steeds meer tweede persoonsvormen ingang.
Zoals gezegd houdt het Portugees zich consequent aan de grammaticale vorm, net zoals dat in het Duits (3de p. mv.) en het Frans (2de p. mv.) gebeurt. Dus dat gezigzag hebben we met você (3de p. ev.) gelukkig niet.

Geheim 3: We verbuigen maar één werkwoordestar
We gaan daar een beetje tot in het oneindige werkwoorden lopen verbuigen, zeg, zoals vroeger bij Grieks en Latijn! Ja, dááág. Echt niet! Immers, de Portugees vraagt Wat ben je aan het doen? — O que está a fazer (oe KÈ SJTA a fa-ZÈR)?
Hebben we dat?
Oké, dan antwoorden wij met Ik ben aan het voetballen — Estou a jogar futebol (waarbij we Zie je dat dan niet, tammo? — Não está a ver, parvo? — in de uiterlijke zinsvorm plegen weg te laten 🙂 ).
Kortom, we gebruiken alleen de twee (vgl. Geheim 1) verbuigingsvormen van estar — te weten, estou en está — en voegen daar a + infinitief (= onverbogen vorm of onbepaalde wijs — in de volksmond “hele werkwoord”) aan toe.
Is dat gemakkelijk of is dat gemakkelijk?

Voor de Brazilianen onder ons moet ik hier weer even aan toevoegen dat zij — net als Engelssprekenden — in plaats van de infinitief het tegenwoordig deelwoord (= participium praesens) gebruiken. Dus, What are you doing? wordt O que você está fazendo? — waarbij de tweede lettergreep overdreven nasaal en lang aangehouden dient te worden. Dus: fa-ZÈÈÈÈN-doe.
Het antwoord luidt: Estou jogando futebol (iesj-TOO zjoe-GÁÁÁÁN-doe foetsjie-BOL). Denk vooral om de nasale uitspraak, hè!

Wat ik met nasaal bedoel?
Oeps, heb ik dat nog niet verteld? Nou, neem het verschil tussen het bepaald lidwoord o (uitspraak: oe) en het onbepaald lidwoord um (uitspraak: oe). De eerste uitspraak is door de mond, terwijl de schuingedrukte uitspraak door de neus gaat waarbij je als ’t goed is voelt dat de keel volledig afgesloten is. Probeer het maar!
Als iemand niet begrijpt wat ik bedoel, moet hij of zij even aan de bel trekken. Goed?

Afijn, het goede nieuws is dat het tegenwoordig deelwoord zich niet aanpast aan het geslacht, dus altijd eindigt op -ndo — bijvoorbeeld, fazendo.
Hè?
Ja, dat is nou vervelend! Maar je hebt gelijk, fazenda bestaat wel degelijk, maar als zelfstandig naamwoord (= substantivum) en wordt gebruikt voor een grote boerenhoeve — wat in rond Hollands een hacienda heet 🙂

O ja…
In de praktijk zullen jullie soms iemand horen vragen O que anda a fazer? Die iemand vraagt niet wat Wat ben je aan het doen? maar Wat loop je te doen?
Lood om oud ijzer! Je kunt gewoon antwoorden met Estou a + infinitief. Of met: Gaat je geen donder aan 🙂 — Não é da sua conta!

Dit vind je misschien ook leuk...